Meerdere perspectieven in het klaslokaal. Het balanceren tussen afstand en nabijheid.  0

Welke onderwerpen vinden docenten geschiedenis gevoelig? Enkele jaren geleden is deze vraag aan 81 docenten geschiedenis uit Nederland voorgelegd. Wat speelt in hun lessen? Op welke manier is dat gevoelig, en voor wie?

Veelgenoemde thema’s waren; a) verschillen en conflicten tussen islamitische en niet-islamitische mensen, b) kolonialisme en c) de Tweede Wereldoorlog en Holocaust. Een kwart van de docenten gaf aan geen enkel thema als gevoelig te ervaren. Volgens docenten worden onderwerpen gevoelig doordat leerlingen sterke en tegengestelde meningen in de les naar voren brengen. Daarnaast noemen ze de emotionele betrokkenheid van leerlingen en de angst om leerlingen te kwetsen.  Soms ligt de aanleiding voor gevoeligheid bij de wens van docenten om een onderwerp op een objectieve manier vanuit meerdere perspectieven te bespreken. Dat wordt niet altijd goed ontvangen door leerlingen. Tot slot wordt de onverschilligheid van leerlingen genoemd, bijvoorbeeld rond het thema kolonialisme en oorlog.

Docenten verklaarden voornamelijk dat de sociale en religieuze identificatie van leerlingen een rol speelt bij de gevoeligheid van de onderwerpen. Dit bleek uit uitspraken als ‘kruistochten worden door leerlingen uit het Midden-Oosten gezien als voorafspiegeling van westerse inmenging in het MO’ of ‘leerlingen met een moslim achtergrond voelen zich hier ongemakkelijk bij’.

Wat speelt er rond het thema Islam?

Naar aanleiding van deze uitkomsten waren we van mening dat het thema ‘lesgeven over de Islam’ nader onderzoek verdiende. Er is nog weinig zicht op de complexiteit van ervaringen van docenten met Islam gerelateerde vraagstukken. Daarom zijn er interviews afgenomen met zes docenten geschiedenis met verschillende achtergronden en werkend in verschillende contexten (wel/niet islamitisch). Docenten is gevraagd om te reflecteren op de uitkomsten van de vragenlijst. En er zijn open vragen gesteld over hun omgang met dit onderwerp in de klas en hen is een casus voorgelegd.

Alle docenten herkenden de gevoeligheid rond dit thema maar gaven tegelijkertijd aan dat ze in hun eigen onderwijs geen belemmeringen ervaarden. Docenten benadrukten ook het gevaar van een eenzijdig en een ongedefinieerd gebruik van de termen Islam en Moslims waardoor de diverse percepties rond dit thema onderbelicht blijven.

Drie dimensies

Factoren die een onderwerp gevoelig maken zijn erg afhankelijk van de betrokken personen. Persoonlijke waarden, opvattingen en identiteit van leerlingen en docenten, ingebed in een maatschappelijke context, kunnen zorgen voor complexe situaties in een klaslokaal. Daarbij zijn er veel verschillen tussen individuen en is het afhankelijk van tijd en plaats en context. Om deze complexiteit en de ervaringen van de geïnterviewde docenten te ontrafelen gebruikten we drie dimensies.

De eerste, meest voor de hand liggende, overkoepelende dimensie betreft de interpersoonlijke relatie tussen docent en de leerlingen. Nabijheid op deze dimensie is een belangrijke voorwaarde voor het creëren van een veilig klimaat voor het bespreken van gevoelige onderwerpen. Anderzijds kan er ook afstand worden gecreëerd in de relatie tussen docent en leerlingen als er grenzen en normen bewaakt moeten worden.

De tweede dimensie betreft de mate waarin docenten en leerlingen een gedeelde identiteit ervaren. Maatschappelijke en religieuze identificaties die docenten niet delen met hun leerlingen kunnen ongemakkelijk zijn. Daarnaast moeten docenten afwegen hoeveel ze van hun eigen identiteit delen met leerlingen en in welke mate ze een neutrale positie kunnen behouden. (Nationale) historische verhalen hebben een identiteitsvormende functie. Verhalen kunnen gevoelens van verbondenheid creëren maar ook buitensluiten en afkeer oproepen. Verschillende perspectieven op een historisch narratief kunnen dus botsen met een behoefte aan een gedeeld verhaal, waarin ook een docent niet geheel onafhankelijk kan zijn.

De derde dimensie betreft de mate waarin leerlingen en docenten dezelfde bronnen van kennis gebruiken bij het construeren van bovengenoemde verhalen over het verleden. Vanuit deze dimensie kan de gevoeligheid van een onderwerp geduid worden door verschillen in brongebruik en de manier waarop deze bronnen gebruikt worden. Met betrekking tot de Islam is er bijvoorbeeld weinig of eenzijdige kennis in de lesboeken. Daarnaast kunnen leerlingen en docenten bronnen van kennis verschillend benaderen, wat voor spanningen in de klas kan zorgen. Verschillende omgang met bronnen kan spelen bij complottheorieën, fake news en de spanning tussen wetenschap en religie.

Waar staan de zes docenten?

Over het algemeen bleken de dimensies bruikbaar om de uiteenlopende percepties en ervaringen van docenten in kaart te brengen. We kregen zo een genuanceerder beeld van mogelijke gevoeligheden rond islam-gerelateerde kwesties in verschillende contexten.

Op interpersoonlijk vlak viel op dat docenten nabijheid creëren door persoonlijk contact en betrokkenheid maar ook bewust afstand bewaren zodat leerlingen de kans krijgen om hun eigen meningen te ontwikkelen. Docenten benoemden hierbij ook verschil in context (onder- en bovenbouw).

Uit de analyse bleek dat docenten zich bewust waren van hun verschillende identiteiten en hier flexibel mee konden omgaan en bepaalde aspecten deelden met hun leerlingen. Eén van de docenten kon bijvoorbeeld zijn eigen achtergrond (Moslim, regionale identiteit en migratie) inzetten in de klas. Het onderscheid tussen religieus/niet-religieus en Islamitisch/niet-Islamitisch bleek niet echt aan de orde te zijn bij het typeren van deze dimensie.

Met betrekking tot brongebruik gaven alle docenten aan op een kritische manier met bronnen om te gaan. Drie docenten ervaren dat ze dit delen met hun leerlingen (vooral bovenbouw), terwijl de anderen wat meer afstand ervaarden met betrekking tot het brongebruik van leerlingen. Deze docenten ervaren ongemak door het onkritisch gebruik van (religieuze) bronnen door leerlingen.

De zes docenten zijn op verschillende manieren te positioneren op de dimensies, sterk afhankelijk van het onderwerp en de context waarin ze lesgeven. We denken dat bewust omgaan met deze dimensies docenten kan helpen met het balanceren tussen afstand en nabijheid en hun eigen positie daarin. We denken ook dat de kennisdimensie explicieter aan de orde kan worden gesteld.

Vervolg

In de lerarenopleiding verkennen we verdere mogelijkheden om met deze dimensies docenten in opleiding bewuster te maken van de mogelijkheden om gevoelige onderwerpen bespreekbaar te maken. Vooral op het gebied van brongebruik zijn we aan het ontdekken hoe verschillende bronnen van kennis vanuit verschillende benaderingen kunnen worden bevraagd. Een voorbeeld is een onlangs begonnen project waarbij we docenten geschiedenis en biologie vanuit hun vak perspectieven controversiële thema’s zoals evolutie en gender laten bevragen. Daarover in een volgende blog meer.

Verder lezen:

Savenije, G. M., Wansink, B. G. J., & Logtenberg, A. (2022). Dutch history teachers’ perceptions of teaching the topic of Islam while balancing distance and proximity. Teaching and Teacher Education, 112, [103654]. https://doi.org/10.1016/j.tate.2022.103654

 

Share This Post!Share on LinkedIn0Tweet about this on Twitter0Share on Facebook0Email this to someone

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *